• Thursday, April 10, 2025

    Het Waqwaq-Raadsel: Een Oud-Arabische Legende Herleid Naar Batakland?

    Een boeiende, zij het controversiƫle theorie is opgedoken die een verband suggereert tussen het Pakpak-volk van Batakland en het raadselachtige verhaal van de Waqwaq-stam, opgetekend in de legenden van oude Arabische zeelieden. Deze legende spreekt van een wonderbaarlijke boom, beschreven als zo kostbaar dat hij elk idee van een "geldboom" overtrof, en zelfs hyperbolisch verhaald als een boom die menselijke vruchten droeg.

    Het intrigerende is dat het verhaal van mensen die een diepe band met bomen delen, niet geheel vreemd lijkt aan de Pakpak-gemeenschap. Hun tradities en overtuigingen zouden echo's van zulke oude verhalen kunnen bevatten. Bovendien staan de Pakpak-landen bekend om hun rijke bronnen van wierook- en kamferbomen, zeer waardevolle handelswaar in vervlogen tijden, wat een economische dimensie toevoegt aan deze potentiƫle link.

    Taalkundig gezien draagt het woord 'pakpak' in de Pakpak-taal zelf de betekenis van 'hoog' of 'lang'. Deze interpretatie wijst op de mogelijkheid dat de naamgeving van de stam diep geworteld is in het geografische landschap dat ze bewonen – de hooglanden of bergachtige gebieden. De aanduiding 'Pakpak-volk' zou dus eenvoudigweg kunnen verwijzen naar de bewoners van deze verhoogde gebieden.
    De verkenning van de etymologie van 'pakpak' eindigt echter niet bij geografische interpretaties. Een fascinerende taalkundige theorie stelt een verband voor tussen 'pakpak' en 'wakwak', een term die vermoedelijk door de inwoners van het land van Abunawas (het moderne Irak) in de oudheid werd gebruikt om te verwijzen naar de regio die nu bekend staat als Batakland.

    Merkwaardig genoeg is het spoor van de naam 'Pakpak' niet beperkt tot Noord-Sumatra. We vinden de naam 'Fakfak' ook in Papoea, een toponiem dat een opvallende fonetische gelijkenis vertoont. Bovendien vermeldt de geschiedenis in de Filipijnen een krijger genaamd Datu Amai Pakpak of Datu Ama ni Pakpak die zich in de late 19e eeuw fel verzette tegen de Spaanse kolonisatie.

    In de annalen van de maritieme geschiedenis, met name in Ibn Khurradadhbih's Kitab al-Masalik wa 'l-Mamalik (Het Boek van Wegen en Koninkrijken), wordt een beschrijving gegeven van de uitgestrektheid van de Indische Oceaan. Hij schatte de omvang van de zee van Qulzum (de kop van de Rode Zee) tot Waqwaq op 4500 farsakhs. Verder merkte hij de afstand van Qulzum tot de haven van Farama in de Middellandse Zee op als 25 farsakhs. Op basis van berekeningen van de meridiaangraden kwam de afstand van 4500 farsakhs naar Waqwaq overeen met 180 graden, waardoor Waqwaq halverwege de wereld lag gemeten vanaf Qulzum.

    Ondanks de fantastische beschrijvingen en de verre oostelijke locatie die twijfel zaait over het geografische bestaan ervan, hield Ibn Khurradadhbih vol dat Waqwaq een echte plaats was. Hij vermeldde het zelfs meerdere keren in zijn geschriften, waarbij hij "Oost-China beschreef als de landen van Waqwaq, die zeer rijk zijn aan goud dat de inwoners gebruiken om halskettingen en kettingen voor hun honden en apen te maken. Ze maken ook geweven gewaden van goud, en er wordt daar overvloedig uitstekend ebbenhout gevonden." Hij voegde er verder aan toe dat "goud en ebbenhout allemaal uit Waqwaq worden geƫxporteerd."

    Geleerden hebben geprobeerd de mysterieuze locatie van Waqwaq te identificeren. De Goeje opperde aanvankelijk de theorie dat Waqwaq Japan was, hoewel er geen historisch bewijs werd gevonden van een Japanse marineaanval op Oost-Afrika in de 10e eeuw. De Franse geleerde Gabriel Ferrand stelde later voor dat Waqwaq wellicht naar Madagaskar, of zelfs Sumatra, verwees. Deze speculaties waren gebaseerd op historische verslagen van mogelijke overvallen vanuit de Indonesische archipel op Madagaskar en de Zuid-Afrikaanse kust, of de Austronesische taalkundige acculturatie in Madagaskar.

    Al-Biruni, in zijn 10e-eeuwse werk Kitab al-Hind (Boek over India), grotendeels gebaseerd op Sanskrietbronnen, noemde een land bewoond door mensen die uit bomen werden geboren en aan takken hingen met hun navels. Uit deze beschrijving ontstaat de mogelijkheid dat de legende van de Waqwaq-boom wortels heeft in Sanskrietbronnen, en de Arabische verhalen over Waqwaq vage interpretaties zijn uit een tijd waarin de Indonesische archipel nog onder hindoeĆÆstisch-boeddhistische culturele invloed stond.

    Het verhaal van de Waqwaq-boom verspreidde zich vervolgens westwaarts, samen met de toestroom van oosterse verhalen. Het verhaal verscheen in een van de 14e-eeuwse reismanuscripten van broeder Odoric en in een middeleeuwse Franse romance over Alexander de Grote.

    Het laatst bekende spoor van het Waqwaq-boomverhaal dateert uit 1685, toen de mysteries van de Indische Oceaan zich begonnen te ontrafelen in Europese verslagen. Deze vermelding is te vinden in de Safinat Sulayman (Het Schip van Salomo), een Perzisch verslag van een reis naar Siam (Thailand), geschreven door een auteur die de missie begeleidde. Hij vertelde dat hij dit eigenaardige verhaal had gehoord van een Nederlandse kapitein.

    De Nederlandse kapitein vertelde over zijn reis naar China, waarbij ze in een baai van een eiland ankerden om aan een zware storm te ontsnappen. Op dit eiland ontmoetten ze bewoners met een vreemd uiterlijk, die nauwelijks op levende wezens leken. Hun benen waren kort, hun lichamen naakt en hun haar uitzonderlijk lang. 's Nachts klommen zowel mannen als vrouwen naar de toppen van de bomen in het bos, hun kinderen in hun armen dragend. Bij het bereiken van een boom bonden ze hun lange haar aan een tak en hingen daar de hele nacht.

    Ondanks de vele manuscripten die het bestaan van Waqwaq vermelden, kon niemand de geografische locatie definitief aanwijzen. De fonetische gelijkenis met 'Fakfak' leidde tot speculatie dat Waqwaq wellicht naar de Fakfak-regio in West-Papoea verwees. Ongeacht de ware vorm en locatie, is het echter duidelijk dat het concept van Waqwaq diepe wortels heeft in Sanskriet-hindoeĆÆstische teksten, vermeld in de achtste eeuw, verteld door een Arabische zeeman aan een Chinese gezant, doorgegeven aan een Franse monnik, en uiteindelijk herverteld door een Nederlandse zeekapitein aan een Perzische gezant voor de koning van Siam.

    Dit verhaal blijft resoneren en laat een mysterieus spoor achter dat zich wellicht ver uitstrekt tot het land van de Pakpak in Noord-Sumatra.

    loading...